Spelregels en etiquette

De spelregels zijn bedoeld om aan te geven hoe een wedstrijd correct verloopt. Ze geven bovendien aan hoe gehandeld moet worden als een speler per ongeluk, door zorgeloosheid of onoplettendheid het juiste verloop van het spel verstoort en daardoor (niet met opzet, maar toch onbillijk) voordeel zou kunnen behalen. Vals spel kan ook door de beste spelregels niet verhinderd worden. Er wordt dus steeds vanuit gegaan dat niemand met opzet incorrect speelt.

Per 1 september 2008 zijn de spelregels gewijzigd. De volledige spelregels vindt U hier. Een bespreking van de voornaamste wijzigingen ziet U hier.
Schudden en delen

Bij het begin van een speelavond worden de spellen gewassen. De kaarten worden één voor één gegeven, zodat er 4 ‘handen’ van elk 13 kaarten ontstaan. Dit alles geschiedt in aanwezigheid van tenminste één tegenstander. Nadat alle 4 spelers hebben plaatsgenomen, neemt iedere speler de kaarten uit het vak dat met zijn windrichting overeenkomt. Hij telt zijn kaarten blind en alleen bij een totaal van 13 kaarten mogen ze worden gezien. Het board blijft midden op tafel liggen totdat het spel is beëindigd. Nadat door beide partijen het resultaat is vastgesteld, moet ieder zijn ‘hand’ natellen en eerst dan in het juiste vak opbergen. De Noord-speler is ervoor verantwoordelijk dat de voorschriften op de juiste wijze in acht worden genomen en noteert de score. De genoteerde score wordt door de Oost-speler gecontroleerd.
Het bieden

Bij het bieden komen nogal eens overtredingen voor, die men lichtvaardig opneemt, maar die wel gevolgen kunnen hebben. De meest voorkomende zijn:
voor zijn beurt passen;
voor zijn beurt bieden;
een onvoldoende bod doen (lager dan het reeds gebodene);
het foutief vragen naar de betekenis van een bod;
een herbieding vragen;
lang nadenken en dan passen.
Punt 1 en 2: Hierbij moet u meteen de wedstrijdleider roepen. Omdat voor de beurt passen of bieden verschillende consequenties kan hebben, kan de straf variëren van nihil tot doorgaan met passen zolang de bieding duurt. Bovendien kan de partner van de overtreder verplicht (of verboden) worden om met een bepaalde kleur uit te komen.

Punt 3: Een onvoldoende bod, bv. 2R na 2H, mag ongestraft verhoogd worden naar 3R. Ook mag het vervangen worden door een ander bod, mits het onvoldoende bod geen extra informatie geeft. Doet u dat niet (bv. door te passen) dan brengt u de partner in moeilijkheden. Hij moet bij het verdere biedverloop passen en bij het tegenspel kunnen er beperkingen t.a.v. de uitkomst worden opgelegd. Als uw tegenstanders een onvoldoende bod niet op de juiste wijze corrigeren, roep dan de wedstrijdleider.

Punt 4: Het vragen naar de betekenis van een bod mag u alleen doen als u aan de beurt bent om te bieden en dan aan de partner van degene die het door u niet begrepen bod deed. U dient een volledige, juiste uitleg van de betekenis van het bod te krijgen. Blijkt achteraf de uitleg niet te kloppen, roep dan de wedstrijdleider.

Punt 5: U mag alleen om uitleg vragen als u aan de beurt bent om te bieden, tot aan het einde van alle biedronden:
als u om uitleg wilt vragen na het einde van alle biedronden en uw partner moet uitkomen, dan dient uw partner eerst blind uit te komen;
na de laatste ‘pas’ en gedurende het spelen mogen de leider en de beide tegenspelers uitleg vragen over de bieding, en de leider mag vragen om een verklaring van de speelconventies van de tegenspelers, maar slechts dan wanneer hij zelf aan de beurt is om te spelen.
N.B.: het vragen kan wel eens leiden tot een ongeoorloofde inlichting aan de partner.

Punt 6: Bij lang nadenken en dan passen brengt u eveneens uw partner in moeilijkheden. De ethiek gebiedt dat de partner heel veel zal moeten passen.
Het spelen

Nadat het bieden is afgelopen moet de tegenspeler links van de leider uitkomen door een kaart blind, dus met de beeldzijde op tafel te leggen. Deze wijze van uitkomen is voor wedstrijden, die onder auspiciën van de NBB worden gespeeld, verplicht gesteld. Op het moment dat de uitkomstkaart gesloten op tafel ligt mag nog door de partner naar de betekenis van bepaalde biedingen of naar een herhaling van het biedverloop worden gevraagd. Na het uitkomen legt de ‘blinde’ (of ‘dummy’) zijn kaarten open op tafel, volgens kleur gegroepeerd en bij een troefspel met de troeven aan zijn rechterkant. Elke gewonnen of verloren slag dient u met de beeldzijde op tafel voor u, als plussen of minnen, half over elkaar te leggen, zodat aan het einde van het spel de slagen overzichtelijk te tellen zijn. Dus nooit twee stapels maken!. Als het spelen afgelopen is en het resultaat ingevuld is, moet u de kaarten geschud in het goede vakje terugstoppen.
De rechten van de ‘blinde’

Hij mag vragen stellen betreffende verzakingen;
hij zal proberen onregelmatigheden te voorkómen, door bv. de leider te waarschuwen tegen het voorspelen uit de verkeerde hand;
het bijhouden van de gewonnen respectievelijk verloren slagen;
de kaarten van zijn hand als hulp voor de leider en slechts op diens aanwijzingen spelen;
de aandacht vestigen op enige onregelmatigheden, doch slechts nadat het spelen is beëindigd.
De beperkingen van de ‘blinde’

Wat de blinde niet mag:
op eigen initiatief de wedstrijdleider roepen;
zijn hand verwisselen met die van de leider;
zijn plaats verlaten om het spel van de leider gade te slaan;
op eigen initiatief de kaarten van de tegenspelers in te zien;
deelnemen aan het spelen of commentaar geven op de bieding of het spelen.
De meest voorkomende fouten en de gevolgen daarvan

De verkeerde hand komt uit.
De leider krijgt de keus om de uitkomst te aanvaarden óf de juiste speler te laten uitkomen en de eerste uitkomstkaart wordt een strafkaart. Deze fout kan voorkómen worden door altijd blind uit te komen.
De verkeerde hand speelt voor.
Deze kaart wordt een strafkaart.
Uit de verkeerde hand voorspelen door de leider.
De leider heeft nooit een strafkaart! Als straf geldt dat hij, indien mogelijk, uit de goede hand dezelfde kleur voorspeelt.
Het inzien van de slagen.
U mag alleen de laatst gespeelde slag inzien, mits uw eigen kaart nog open op tafel ligt.
Verzaken.
Een verzaking is voldongen zodra de overtreder of diens partner voorspeelt of speelt in de volgende slag. De verzakende slag blijft ongewijzigd. Aan de niet-overtredende partij kan 0, 1, 2 of soms meer slagen worden toegekend. Na de 11e slag wordt een verzaking nooit voldongen!
Claimen van de slagen door de leider om de speeltijd te bekorten: Claim alleen als u volstrekt zeker bent van uw zaak en geef dan precies aan hoe u de rest van de kaarten gaat afspelen.
De Strafkaart: deze wordt gespeeld zodra dit reglementair mogelijk is. Hierbij enige voorbeelden:
Oost moet voorspelen: hij speelt de strafkaart voor.
Oost moet bijspelen en kan de gevraagde kleur niet bekennen: hij speelt de strafkaart bij.
West moet voorspelen: deze dient te wachten totdat de leider zijn keus heeft gemaakt uit:
West moet wel of niet met de kleur van de strafkaart van Oost uitkomen, Oost mag dan de strafkaart opnemen; er is dus geen strafkaart meer;
West mag uitkomen met wat hij maar wil; Oost moet dan de strafkaart bij de eerste de beste gelegenheid bijspelen.
De genoemde gevallen zijn alle informatief en vanwege de duidelijkheid niet altijd helemaal volledig. Zo kan bv. een onvoldoende bod of een uit de verkeerde hand voorgespeelde kaart toch door de tegenpartij worden aanvaard.
Vuistregel

Zodra er een onregelmatigheid plaats vindt, staak dan het bieden of spelen en roep de wedstrijdleider. Leg hem uit wat er gebeurd is, zodat hij een beslissing kan nemen, die voor beide partijen zo rechtvaardig mogelijk is. U valt hem daarmee niet lastig, want het leiden van de wedstrijd is immers zijn functie!
Bron

Ontleend aan: “Internationale spelregels voor wedstrijdbridge 2007”, uitgebracht door THE WORLD BRIDGE FEDERATION. Nederlandse vertaling verzorgd door de Nederlandse Bridge Bond. Voor geïnteresseerden ter inzage bij de wedstrijdleiders.